Richtlijn 89/361/EEG van de Raad van 30 mei 1989 betreffende raszuivere fokschapen en -geiten
31989L0361
Richtlijn 89/361/EEG van de Raad van 30 mei 1989 betreffende raszuivere fokschapen en -geiten
Publicatieblad Nr. L 153 van 06/06/1989 blz. 0030 - 0031
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 29 blz. 0107
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 29 blz. 0107
*****
RICHTLIJN VAN DE RAAD
van 30 mei 1989
betreffende raszuivere fokschapen en -geiten
(89/361/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat de schapen- en geitenhouderij in de landbouw van de Gemeenschap een belangrijke plaats inneemt; dat deze activiteit voor een deel van de landbouwbevolking een bron van inkomsten kan zijn;
Overwegende dat het fokken van schapen en geiten dient te worden gestimuleerd en dat bevredigende resultaten op dit gebied grotendeels afhangen van het gebruik van raszuivere dieren;
Overwegende dat er op het gebied van de inschrijving in de stamboeken verschillen bestaan; dat deze verschillen een belemmering vormen voor het intracommunautaire handelsverkeer; dat voor de volledige vrijmaking van het handelsverkeer verdere harmonisatie is vereist met name voor wat betreft de inschrijving in de stamboeken;
Overwegende dat, om deze verschillen op te heffen en daardoor tot een grote produktiviteit van de landbouw in de betrokken sector bij te dragen, het intracommunautaire handelsverkeer dient te worden vrijgemaakt;
Overwegende dat de Lid-Staten moeten kunnen eisen dat certificaten worden overgelegd die volgens een communautaire procedure zijn opgesteld;
Overwegende dat dient te worden bepaald dat invoer van raszuivere fokschapen en -geiten uit derde landen niet mag plaatsvinden onder minder strenge voorwaarden dan die welke in de Gemeenschap gelden;
Overwegende dat op bepaalde gebieden technische uitvoeringsmaatregelen dienen te worden vastgesteld; dat voor de tenuitvoerlegging van de voorgenomen maatregelen in een procedure dient te worden voorzien, waarbij in het kader van het Permanent Zooetechnisch Comité een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Deze richtlijn betreft de zooetechnische problemen die zich kunnen voordoen bij het intracommunautaire handelsverkeer in raszuivere fokschapen en -geiten, alsmede in sperma, eicellen en embryo's van deze dieren.
2. Tot de inwerkingtreding van communautaire bepalingen ter zake blijft, onverminderd de algemene regels van het Verdrag, ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften met betrekking tot het intracommunautaire handelsverkeer de nationale wetgeving gelden.
Artikel 2
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) »raszuivere fokschapen en -geiten": alle schapen of geiten waarvan de ouders en grootouders in een stamboek van hetzelfde ras zijn ingeschreven of geregistreerd en die zelf zijn ingeschreven, dan wel geregistreerd en geschikt zijn om daarin te worden ingeschreven;
b) »stamboek": alle boeken, registers, kaartsystemen of informatiedragers
- die worden bijgehouden hetzij door een organisatie of vereniging van fokkers die officieel wordt erkend door de Lid-Staat waar deze organisatie of deze vereniging van fokkers is opgericht hetzij door een officiële dienst van die Lid-Staat,
en
- waarin de raszuivere fokschapen of -geiten van een bepaald ras met vermelding van het voorgeslacht van die dieren worden ingeschreven of geregistreerd.
Artikel 3
1. De Lid-Staten mogen
- het intracommunautaire handelsverkeer in raszuivere fokschapen en -geiten, alsmede in sperma, eicellen en embryo's van die dieren,
- de officiële erkenning van organisaties of verenigingen van fokkers die overeenkomstig artikel 4 stamboeken bijhouden of instellen,
niet verbieden, beperken of belemmeren om zooetechnische redenen.
2. De Lid-Staten mogen echter de nationale bepalingen die voldoen aan de algemene bepalingen van het Verdrag handhaven tot de inwerkingtreding van de communautaire besluiten bedoeld in de artikelen 4 en 6.
Artikel 4
Door de Commissie worden vóór 1 januari 1991 volgens de procedure van artikel 8 vastgesteld:
- de criteria voor de erkenning van organisaties en verenigingen van fokkers die stamboeken bijhouden of instellen;
- de criteria voor de inschrijving en registratie in de stamboeken;
- de methoden inzake prestatie-onderzoek en de beoordeling van de genetische waarde van raszuivere fokschapen en -geiten;
- de criteria op grond waarvan het fokdier tot voortplanting wordt toegelaten en het gebruik van sperma, eicellen en embryo's van het fokdier wordt toegestaan.
Artikel 5
De Lid-Staten stellen de Commissie en de andere Lid-Staten in kennis van de erkenningen die aan organisaties en verenigingen van fokkers die een stamboek bijhouden of er een instellen zijn afgegeven en die aan de overeenkomstig artikel 4, eerste streepje, vast te stellen criteria voldoen.
Artikel 6
De Lid-Staten kunnen eisen dat raszuivere fokschapen of -geiten, alsmede sperma, eicellen en embryo's van deze dieren bij het in de handel brengen vergezeld gaan van een zooetechnisch certificaat van een door de Commissie volgens de procedure van artikel 8 vast te stellen model.
Artikel 7
Totdat communautaire voorschriften ter zake van toepassing worden, mogen de zooetechnische voorwaarden die voor de invoer van raszuivere fokschapen of -geiten en van sperma, eicellen en embryo's van die dieren uit derde landen gelden niet gunstiger zijn dan die welke gelden in het intracommunautaire handelsverkeer.
Artikel 8
In de gevallen waarin naar de in dit artikel omschreven procedure wordt verwezen, beraadslaagt het bij Besluit 77/505/EEG (1) ingestelde Permanent Zooetechnisch Comité overeenkomstig de bij artikel 11 van Richtlijn 88/661/EEG (2) vastgestelde regels.
Artikel 9
De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 1991 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Artikel 10
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
Gedaan te Brussel, 30 mei 1989.
Voor de Raad
De Voorzitter
C. ROMERO HERRERA
(1) PB nr. C 348 van 23. 12. 1987, blz. 6.
(2) PB nr. C 94 van 11. 4. 1988, blz. 182.
(3) PB nr. C 80 van 28. 3. 1988, blz. 35.
(1) PB nr. L 206 van 12. 8. 1977, blz. 11.
(2) PB nr. L 382 van 31. 12. 1988, blz. 36.